Achmed woont al 31 jaar in Nederland. Hij is een rustige man, die niet veel vraagt van het leven. Samen met zijn vrouw woont hij in een eenvoudige woning in een rustige buurt.
Zijn kinderen zijn inmiddels het huis uit en hebben hun eigen gezinnetje. Dat is iets waar Achmed trots op is.
“Ze doen het goed,” zegt hij met een glimlach. Maar achter die glimlach schuilt ook zorgen. Grote zorgen zelfs.
Achmeds vrouw is al jaren ziek. Ze heeft een spierziekte, waardoor ze steeds minder zelf kan. Achmed zorgt al die tijd voor haar.
Hij kookt, doet de was, helpt haar uit bed en naar de douche. Alles wat nodig is om haar dag door te komen, doet hij. Niet omdat het moet, maar omdat hij van haar houdt. Maar het is zwaar. Heel zwaar.
“Er zijn dagen dat ik helemaal kapot ben,” vertelt hij. “Maar ik doe het met liefde. Alleen… soms is liefde niet genoeg. Je hebt ook hulp nodig.”
Omdat ze leven van een bijstandsuitkering, is er weinig ruimte voor extra hulp of luxe. Elke euro moet goed worden besteed.
Gelukkig heeft Achmed via de WMO (Wet maatschappelijke ondersteuning) wel wat kunnen regelen. Er zijn hulpmiddelen in huis geplaatst, en er komt één keer in de twee weken iemand schoonmaken. Maar dat is volgens Achmed veel te weinig.
“Drie uurtjes in de twee weken… Dat is niks,” zegt hij met een zucht. “Hoe moet ik in drie uur tijd het hele huis schoon krijgen als ik daarnaast dag en nacht voor mijn vrouw zorg?”
Zijn kinderen willen wel helpen, maar hebben hun eigen drukke leven. Ze werken en hebben jonge kinderen.
Achmed begrijpt dat en neemt het ze niet kwalijk. “Ze doen wat ze kunnen. Maar ze kunnen niet alles opvangen. En dat hoeft ook niet.”
Daarom heeft Achmed de gemeente gevraagd om meer huishoudelijke hulp. Niet voor hemzelf, zegt hij, maar voor zijn vrouw.
“Zij verdient het. Ze heeft haar hele leven gewerkt en gezorgd voor het gezin. Nu is zij degene die zorg nodig heeft.”
Maar tot zijn grote teleurstelling is dat verzoek afgewezen. Het blijft bij drie uur hulp om de twee weken. Achmed vindt dat onbegrijpelijk.
“Ik hoor van andere mensen, van Nederlandse ouderen, dat zij vaak drie uur per week hulp krijgen. Waarom krijgen wij dat niet? Is mijn vrouw dan minder belangrijk?”
Hij wil niemand iets misgunnen, benadrukt hij. “Iedereen die hulp nodig heeft, moet die krijgen. Maar ik wil alleen dat er eerlijk gekeken wordt naar onze situatie.”
”Wij zijn geen uitzondering. Er zijn meer mensen zoals wij, die elke dag hun best doen maar niet gezien worden.”
Achmed blijft beleefd, maar de teleurstelling klinkt door in zijn stem. “Ik heb mijn hele leven gewerkt. Ik betaal mijn rekeningen. En nu we hulp nodig hebben, wordt er gezegd: het moet maar zo.”
Hij heeft geprobeerd in bezwaar te gaan, maar ook dat leverde niets op. Toch geeft hij de moed niet op en blijft hij strijden.
“Zolang ik kan zorgen voor mijn vrouw, doe ik dat. Maar het zou mooi zijn als ik af en toe een beetje lucht krijg. Een paar uurtjes extra hulp, zodat ik even adem kan halen.”
Zijn dagen blijven gevuld met zorgen, maar ook met liefde. En hoop. Hoop dat er ooit iemand van de gemeente echt komt kijken.
Niet naar de papieren, maar naar de mensen achter die papieren. “Ik vraag niet om medelijden,” zegt hij. “Ik vraag om rechtvaardigheid.”